BLOG 07 - Ik ga op reis en ik neem mee

Ik ga binnenkort voor een geruim tijdje op reis. Geen weekend naar een onbekende stad, geen vakantie om even uit te rusten. Nope. Ik ga voor 6 maanden op reis, samen met vriendin en dochter. Een droom die al jaren aan het vormgeven is, komt nu opeens wel heel dichtbij, dat ik me afvraag: waarom wil ik dit ook alweer?

Er zijn boeken vol geschreven door de meest getalenteerde schrijvers, vol prachtige anekdotes, filosofieën, uiteenzettingen en de psychologie achter waarom we willen reizen en weg willen. En aangezien zij dit stukken beter dan ik kan verwoorden, zet ik hier uiteen wat mijn eigen persoonlijke triggers zijn waarom ik telkens zo last van wegwee heb. Het begon heel, heel lang geleden…

Toen ik een jaar of acht was liep ik met mijn beste vriend rond te sukkelen in onze buurt. Na het zoveelste rondje geen hond gezien te hebben, baalden we er van dat Bassie en Adriaan wel elke dag avonturen beleefden, dat Ovide en zijn vriendjes zelfs op Avonturenland woonden en ons hoogtepunt van die dag bestond uit het vinden van een gulden in een verlaten winkelwagen. Waar was dat avontuur toch te vinden? Waar lag Avonturenland? Hoe konden wij nou aan avontuur komen? Of had je daar een boze baron voor nodig?

Mijn favoriete boek als kind was de Bosatlas (Ik denk dat als ik in deze tijd was geboren dat ik heel Google Maps had geprint). Nederland bestond uit 6 uit te pluizen pagina’s met exotische plaatsnamen als Delft, Gouda en Leiden, waarvan ik zeker was dat dat dezelfde plaats was omdat ik ze nooit uit elkaar kon houden. Pagina’s verder stond mijn lievelingsplaats: Petropavlovsk-Kamtsjatski. De langste stadsnaam die ik kon opspeuren, geen idee hoe het er uit zag, maar avontuur zou je er vinden. In verschillende kaartvormen vond je de geologie terug, de heersende klimaten, type industriën. Kaarten met oceanen vol met door mij nog onontdekte eilanden, hopende dat ik op een dag een eiland zou vinden waar pratende koala’s en vogelbekdieren woonden.

Al van kinds af aan genoot ik van lange treinreizen, overstappend in enorme vertrekhallen en reizend langs de stations met onbekende namen en inwoners die we passeerden. Nog steeds voelt voor mij een retourtje Amsterdam - Zwolle als een wereldreis, terwijl ik over het 133 jaar oude station van Amsterdam wandel en treinen klaar zie staan voor Berlijn, Parijs, Londen en Innsbruck. Het geroezemoes, de mensen die als geroutineerde mieren kriskras door elkaar lijken te lopen, maar allemaal een duidelijk doel voor ogen hebben, de statige stationskappen, de enorme treinen die af en aan komen. Meegaand met de massa en je weg vinden naar de juiste trein: de reis kan beginnen. Onderweg zijn, getting there is half the fun, geeft mij al een magisch gevoel. Hetzelfde ervaar ik op het vliegveld en in het vliegtuig. Een bepaalde spanning, je bent nu een reiziger en wat gaat komen is onbekend.

Het ervaren van de bestemming ontstond toen ik als student op eigen houtje (lees: niet achter je ouders aan kwijnen en alles aannemend voor wat is) ging reizen. De andere kant van de reis bleek een wereld vol mysterie en onbekendheid te zijn. Pinnen voelde als een gok op een casino automaat: toch maar kiezen voor cash withdrawal? Bussen schepten je van de verkeerde kant van de weg. Op zoek gaan naar kaas in de supermarkt voelde als een ontdekkingstocht naar El Dorado. En toen was ik Europa nog niet uit. Na de Costa del buy 2 cocktails get 1 free uitgespeeld te hebben, bleek er daar buiten een nog grotere, nog vreemdere wereld te bestaan. Een wereld waar spinnen zo groot als je hand op een straatbarbecue werden geroosterd en waar een menukaart vol vreemde kronkels bestond en je maar wat aanwees en gelukkig friet in plaats van een krokante zespotige reus op een stokje kreeg. Hier was het avontuur te vinden!

Onderdompelen in een wereld waar je geconfronteerd wordt met van alles wat je niet of nauwelijks herkent. De code proberen te kraken van hoe deze nieuwe cultuur nu werkt in taal, schrift, gebruiken, eten, drinken, mensen. Als een volwassen kind vliegen de nieuwe prikkels om je heen.

Bassie en Adriaan’s schatkaart werd Google Maps. De boeken van ontdekkingsreizigers, avonturiers en reisschrijvers zorgden voor steeds meer inspiratie voor andere reizen, ervaringen en bestemmingen. Reizen moesten steeds verder van het bekende bestaan, voor een nog groter schokeffect. Kayak en Booking zorgden ervoor dat ik met een beetje zoeken, en met een beetje sparen, in een paar klikken al in Avonturenland kon komen. De voorpret, voor mij essentieel onderdeel van iedere reis, kon zo al maanden van te voren beginnen.

Nu elk avontuur binnen handbereik lijkt en door velen voor je al volledig uitgeplozen blijkt te zijn, vol verslagen met foto’s en video’s, reisadviezen en recensies, komt het gevoel langzaam binnen dat dat spannende avontuur misschien niet meer te vinden is. Als na het bereizen van ‘schurkenstaten’ als Cuba, Iran en Myanmar de inwoners gewoon gastvrije mensen zijn die je uitnodigen om te komen eten, Buurman & Buurman kijken en selfies maken met hun eigen iPhone en ook gewoon naar school en hun werk gaan, blijkt dat ze niet zo heel veel van jezelf verschillen. Met globalisering en door steeds bereisder te worden wordt de te kraken code steeds makkelijker. Heb je dan toch nog een Vlugge Japie en B100 nodig om de boel wat op te spicen? Of zijn er nog andere voorwaarden voor avontuur?

In 1790 had Xavier de Maistre illegaal een duel uitgevochten (dat kon nog in die tijd) en werd voor 42 dagen verbannen naar zijn kamer. Uit verveling begon hij zijn reisverslag tussen de 4 muren uit te schrijven in ‘Voyage autour de ma chambre’ (Reis door mijn kamer). Inclusief een uitgebreid verslag over de inhoud van zijn kamer, de wandeling naar zijn comfortabele sofa en de gelijkenissen tussen de kleuren van zijn pyama en zijn beddegoed. Hoewel misschien opgezet met een knipoog, was zijn open blik naar de meest futiele eigenschappen en wandelingen van een paar stappen de sleutel tot het omhelzen van het plezier van je omgeving en blikveld. En hoewel zijn ontmoetingen met de mensen die hij door zijn raam of op de karakters in de schilderijen aan zijn muur zag enkel tot gedachtes bleven, zijn ontmoetingen de kans om je eigen horizon te verbreden.

Als ik voor vertrek bedenk wat de hoogtepunten van mijn reis zullen zijn (denk aan de top 10 lijstjes in een willekeurige reisgids of reisblog) dan zijn deze achteraf enkel het podium waar de avonturen plaats vinden. De ruïnes van Angkor Wat: ja prachtig, precies zoals op de foto's, maar avontuurlijk, nee niet echt. Het zijn vaak momenten die niet eens zo groots zijn om na te vertellen bij terugkomst, die op dat moment het meest avontuurlijk aanvoelen en een reden tot reizen geven. Meezingen met 90s hits in een auto door Iran met nieuwe vrienden die je net ontmoet hebt, de zonsondergang bekijken in een vallei in Peru met een reisgenoot terwijl je de meest smerige en tevens enige fles wijn die er te vinden was in het dorp toch maar leeg drinkt.

De drang naar een overload aan nieuwe prikkels verdwijnt steeds verder naar de achtergrond en de intrinsieke wens naar zelfonderzoek wordt steeds groter. Een open blik en geest, één die alle rust en tijd heeft om te observeren, te luisteren, te ontmoeten, te proeven en vooral te zijn, wordt voor mij het beste geopend als ik weg ga en weg kan. Een andere cultuur en omgeving geeft de ruimte tot nieuwe gedachtes, zelfreflectie en verbreding van je spectrum. Dat zou ik voor een half jaar kunnen doen in mijn woonkamer, maar ik kies toch liever voor Avonturenland. Waarom ik weg wil? Ik heb wegwee.

Ik ga op reis en ik neem mee… geld voor een ijsje.

Ik ga op reis en ik neem mee… geld voor een ijsje.

BLOG 06 - De leer der tekens

Een goede vriend van me is natuurcameraman. Voor een bioscoopfilm over de Veluwe filmde hij maandenlang in het bos en voor een bepaalde scène had hij shots nodig van een groep herten die bij ochtenddauw een beekje oversteken. Dat deden ze elke dag bijna op de minuut precies, over hetzelfde pad, door hetzelfde beekje. En toch, elke keer als hij ‘s ochtends naar die plek ging en klaar stond met camera: geen hert te bekennen. Aanpassen qua plek en wind gaf telkens hetzelfde effect. Totdat hij er op werd gewezen dat als hij op die plek aan kwam, de vogels allemaal stil werden. Een teken voor de herten: er is iets mis in het bos. Wegwezen. De volgende keer stond hij er ruim voordat de vogels wakker werden, en ja hoor: daar gingen de herten, over het pad, door het beekje, precies op tijd.

Hoe mooi zou het zijn als je dit soort tekens zou kunnen herkennen? Tekens waarbij je nooit hebt stil gestaan dat het een teken was. En dat je ze niet alleen herkent, maar ook weet te begrijpen. Of nog hogerop, dat je zelf tekens uit zou kunnen zetten zodat anderen die kunnen herkennen, begrijpen en op kunnen reageren. Deze leer naar de werking der tekens wordt semiotiek genoemd. Dit kunnen tekens van de mens zijn, denk bijvoorbeeld aan een gebaar van twee vingers in de lucht, een pictogram van een geabstraheerd groen of rood poppetje, witte rook uit een schoorsteen van het Vaticaan. Maar ook in het dierenrijk en zelfs het plantenrijk komen tekens voor, voor hun eigen soort en andere soorten, zoals wij. Maar dan moet je ze wel herkennen.

Wat maakt nou eigenlijk een teken? Het moet ten eerste een teken in zich hebben, zodat we het kunnen herkennen. Dit moet niet iets eenmaligs zijn, het moet zich kunnen herhalen. Zodra de herhaling herkent wordt als zijnde, kunnen we dit als een teken beschouwen en hiernaar bewegen. Vroeger hadden de kranen een letter, H voor heet/hot en K of C voor koud/cold. Kranen kregen vervolgens de kleur rood voor heet en blauw voor koud. En nu zijn ook die kleuren op de kranen weg en weten we uit ervaring en oplevering dat links heet is en rechts koud. Tenzij je mijn CV-ketel hebt, dan betekent blauw lauw en rood koud, koud, koud, godsgloeiend heet. Taaldeskundige Hans van Driel zegt daarover: ‘De ervaring is dus altijd noodzakelijk om de verwijzende kwaliteiten te effectueren’. Voetbaldeskundige Johan Cruijff zou het anders omschrijven: ‘Je gaat het pas zien als je het door hebt’. Louis van Gaal heeft het over ‘de wedstrijd lezen’. Zo zit de wereld om ons heen vol met tekens op allerlei vakgebieden. Mijn eerste ervaring met semiotiek was op de filmschool, waar we daadwerkelijk ‘semiotiek’ als vak hadden. Hierin bestudeerden we de tekens binnen films. Je herkent een genre bijvoorbeeld aan de karakters, de muziek, de cinematografie. Een ander voorbeeld is dat elk type shot (denk aan extreme close up van twee ogen) een teken in zich heeft voor de kijker, die het type beeld (onbewust) herkent en betekenis uit eerdere gelijkwaardige shots uit alle andere films haalt. De extreme close up van de twee ogen zullen staan voor angst in een horrorfilm of liefde op het eerste gezicht in een romcom.

In een woestijndorp in Iran zat ik in een klein verblijf gerund door een familie, die tevens zorgden voor ontbijt en diner. In de zijbeuken van de patio, lagen grote kussens waar je aan een laag tafeltje in alle rust je voortreffelijke eten kon opeten. Aan de overkant stond in de keuken de kok van de familie. Ik wilde graag laten weten hoe hard ik aan het smullen was en aangezien mijn Farsi nihil is, sprak ik de taal der tekens: ik deed mijn duim en wijsvinger op elkaar, met de rest van de vingers omhoog. De kok leek verbaasd. Blijkbaar betekent dit ok-teken in Iran niet pico bello, maar stelt het eerder een anus voor, met de betekenis die je verder wel kunt raden. De gangbare manier van gedrag, en daar horen ook tekens bij, worden conventies genoemd en zijn cultureel binnen een groep mensen of gemeenschap bepaald. Dezelfde tekens kunnen dus van betekenis verschillen. Wilde ik laten weten dat het eten met veel plezier in mijn mond ging, dacht hij dat ik het eten in een ander gat zou mogen steken. Zo zie je, ik heb binnen de semiotiek nog veel te leren.

Nu ben ik als nitwit geïnteresseerd in de natuur en zou ik daar graag meer tekens uit willen lezen. Ik herken paadjes waar hazen en ander grut over hebben gelopen. Laatst zag ik door het raam van de trein een stel afgeknaagde bomen en takken bij een rivierovergang: bevers! Dat gevoel dat de wind opeens opzet en je weet, het gaat straks keihard regenen. Ik zou graag de wolken kunnen lezen. We zien ze elke dag, maar wat ze nou betekenen? En dat is nog maar één ding waarvan ik weet dat er een teken in schuilt. Een interessant boek hierover is Tristan Gooley’s ‘The Walker’s guide to outdoor clues and signs’. Ik ben er nog maar net in begonnen en het boek is een feitenrelaas, maar hoeveel tekens staan er nog meer pal voor onze neuzen, die we niet herkennen? Zoals een recensent het boek in de Sunday Times samenvat: 'It's like being given some sort of magical text... eye-opening and invaluable.' Zo wil ik tijdens mijn volgende wandeling ook naar de wereld kijken.

Het groene stoplicht als teken: je mag oversteken.

Het groene stoplicht als teken: je mag oversteken, maar kijk in godsnaam uit!

BLOG 05 - Toevallige ontmoetingen

In een klein hostel in Buenos Aires, Argentinië zie ik uit het ontbijtzaaltje een lange vrouw met donkerblonde haren net weglopen. Dat moet een Nederlander zijn, maar er is meer. Ik herken haar. Tactisch ga ik bij de uitgang zitten en wacht haar op, terwijl ik de tijd heb om te bedenken waarvan dan. Als ze de deur uit wil lopen kijkt zij mij ook aan. Hebbes. Het is een opdrachtgever, met wie ik nog geen week geleden mailcontact had. Toeval.

Waar sommigen het lot er bij halen, of het als een signaal van een bebaarde man op een wolk zien, houd ik het bij toeval. Maar ik ben wel benieuwd hoe toevallig dit is. Je zou er vast een kansberekening op los kunnen laten. Nederlanders zijn een reislustig volkje, Buenos Aires is een bekende stad, toeristen overnachten nou eenmaal in een ho(s)tel, ik heb in de loop der jaren vast een hoop mensen leren kennen en je komt wel vaker bekenden ergens tegen. Uiteindelijk valt van al die toevallige ontmoetingen vast een top tien te maken, waarvan de markantste op één staat. 

Ik vraag me wel eens af, als ik een jaar lang kaartjes zou controleren aan de voet van de Eiffeltoren, hoeveel bekenden ik tegen zou komen. Hoeveel zou ik herkennen? Is de herkenning wederzijds? Of in het geval van dat hostel… Stel ik was een minuut later die ontbijtzaal binnen gelopen, had ik een bekende aan de andere kant van de wereld compleet gemist. Hoeveel bijna toevallige ontmoetingen ben ik misgelopen?

Een ontmoeting kan volgens Van Dale ‘een toevallig tegenkomen’ betekenen, maar ook een ‘opzettelijk samenkomen’ zijn. Volgens mij is buiten toeval of opzet een ontmoeting een duidelijk moment van contact maken tussen twee of meer personen. Dit kan gaan van een begroeting tot een glimlach tot een “zit jij naar mijn vriendin te kijken?”. In dat laatste geval kan dat contact maken ook een fysieke vuist op je neus betekenen.

Een zoektocht op het altijd betrouwbare internet leert dat je in je leven 80.000 nieuwe mensen ontmoet, uitgaande van drie ontmoetingen met nieuwe mensen per dag. Voorwaarden: een Westerse, grootstedelijke omgeving met een leeftijd van 80 jaar (minus de eerste 5, waar je je niks van herinnert). De berekening is vrij kort door de bocht. Ik denk zelf dat je in dezelfde cirkels begeeft (woon-, werk-, leefomgeving en de routes hiertussen) en uiteindelijk nieuwe ontmoetingen verzadigen. ‘Chance encounters’ heten die plekken waarbij het toeval wordt afgedwongen omdat je op deze locaties nou eenmaal ontmoetingen verwacht. Denk aan de koffieautomaat op je werkplek, het schoolplein of de kassa. Maar al zouden het een paar duizend meer of minder zijn, laten we even uit gaan van dit gemiddelde. Dat zijn er best veel en dan wordt de kans dat je opnieuw iemand tegenkomt weer wat groter. Ontmoetingen met reeds ontmoette mensen staat dus buiten die 80.000 mensen die je voor het eerst zal ontmoeten. Om een berekening los te laten op hoeveel ontmoetingen met bekenden je in je leven maakt wordt nogal triviaal.

Van al die nieuwe ontmoetingen kan je je afvragen hoeveel je je er nog herinnert en überhaupt hoe lang die herinnering van een persoon (stem, gezicht of vuist op je neus) blijft. Het gaat natuurlijk ook om frequentie, tussenfase en sterkte van de interactie (was er een klik?). Dat ik een tuktuk chauffeur in een duister steegje in de miljoenenstad Bangkok herkende van de avond daarvoor, soit. Zou ik een maand later langs hem lopen, dan zou ik de beste man niet meer herkennen. Er is zelfs geen sprake meer van een echte ontmoeting. Andersom gebeurt het ook wel eens. In Pollonaruwa, Sri Lanka vroeg een tuktuk chauffeur “hey, remember me!”, waarop ik uiteraard met een grote lach, ja antwoordde. Hij wilde mijn entreekaartjes van de Unesco site, waar ik net vandaan kwam. Na afgifte herinnerde mijn vriendin er aan, dat zij deze chauffeur nog nooit gezien had en we de dag ervoor door een totaal andere chauffeur naar ons hotel werden gebracht. ‘Tourist trap’ uitstekend uitgevoerd. Hij kon de kaartjes weer mooi doorverkopen aan andere bleekscheten die hem, net als ik, direct zouden ‘herkennen’.

Weak ties’ noemen ze de connecties die je hebt met mensen die je niet zo goed kent, maar wel herkent. Een simpele hallo, glimlach, of een lullig praatje tegen de barista waar je elke dag je koffie haalt zorgt daadwerkelijk voor dat je je een gelukkiger mens voelt. Ik mocht dan wel keihard in die ‘tourist trap’ gevallen zijn, maar ik voelde me wel gelukkig.

De eerste keer dat ik een bekende tegenkwam op een wildvreemde plek was in het achterste, donkerste, guurste gedeelte van het busstation van La Paz, Bolivia. Ik had last van hoogteziekte, kon geen stap meer zetten, voelde me Remi alleen op de wereld en wilde zo snel mogelijk weg, naar lager gelegen gebied. Toen vanaf een bankje een jongen vanuit zijn boek net omhoog keek. “Hey, Django!” Het was een reisgenoot met wie ik in Colombia, honderden kilometers verderop, mee samen had opgetrokken. Ik had net gehoord dat er een Copa Americana wedstrijd op het punt stond om te beginnen (Bolivia - Uruguay) en wist dat hij een enorm voetbalfan was. We pakten direct de taxi naar het stadion en zagen hoe Luis Suarez, net als ik, tegen ademnood vocht om de volle 90 minuten lang door te spelen. De wedstrijd eindigde in het voordeel van Bolivia (4-1), zoals elke thuiswedstrijd op 4.000 meter hoogte. Ik pakte voor het eindsignaal een taxi terug en verliet met de bus het land.

Serendipiteit wordt dat wel eens genoemd. Een gelukkig toeval, een aangename verrassing waar men onverwacht iets, of in dit geval iemand, vindt waar men niet naar op zoek was. Penicilline, de magnetron, de Amerika’s (als je door de ogen van 15e eeuws Europa kijkt), de psychedelische effecten van LSD en, jawel, de Post-it zijn het gevolg van serendipiteit. Stom, maar erg gelukkig, bij toeval ontdekt. Bij zo’n toevallige gebeurtenis is het natuurlijk wel handig dat je snugger en attent genoeg bent om het te zien, te herkennen en actie te ondernemen. Anders had ik twee uur op een bankje in een smerig busstation in La Paz tegels zitten tellen.

Andersom baal ik er wel eens van te beseffen dat er zoveel misgelopen onbekende ontmoetingen zijn geweest. Vroeger fantaseerde ik wel eens dat er in de toekomst een soort Google Glass zou zijn, waarbij iedereen een visitekaartje droeg, waar je direct kon zien wat de match zou zijn. Het zou een hoop saaie reizen een stuk gezelliger maken. Maar in plaats van te wachten op zo’n uitvinding kan je natuurlijk ook zomaar een gesprekje aanknopen. Als het op niks uitloopt kan je altijd nog in alle rust uit het raam staren. Andersom zou het ook een gedenkwaardige ontmoeting kunnen zijn die je wat langer dan een dag zou onthouden. Ik zal er eerst wat ballen voor moeten groeien, want een gesprek met een onbekende maken, maakt me nu al doodsbenauwd.

In Iran groette iedereen me. Niet voor niets wordt het een van de meeste gastvrije landen ter wereld genoemd. Het maken van een simpel gesprekje ging me er een stuk beter af, het was de normaalste zaak ter wereld. Mensen hadden een warme, open houding en waren intrinsiek nieuwsgierig naar de ander. In ieder geval in mij als gast van hun land. Elke avond sloot ik in Yazd, Iran de dag af op een dakterras van een koffietent. Het is er telkens rustig, met soms een groepje hippe lokale jeugd die op wat kussens chillen. Maar deze keer zaten er twee boomlange blanke knullen op de kussens. Als ze opstaan om weg te gaan, vraag ik het toch maar even: ‘ben jij toevallig ambulancechauffeur in Groningen?’. Een verbaasd gezicht kijkt naar me terug. ‘Ik heb je een jaar of zes geleden geïnterviewd voor een video’. Dan herkent hij me. Toeval, dat was te verwachten.

Een ‘ontmoeting’ in Sigirya, Sri Lanka

Een ‘ontmoeting’ in Sigirya, Sri Lanka

BLOG 04 - De Biofiel

Je ziet ze steeds vaker. De biofiel. Ze ruiken petrichor en spotten niet, maar kijken naar vogels. Ze schijnen nog gelukkiger te zijn ook.

Na een dag flinke storm, regen en hagel klaarde binnen een uur of twee het weer helemaal op. Ik stapte in mijn roeibootje de Amstel op en voer de stad uit, groene weilanden aan beide zijdes. Glad water, geen zuchtje wind en dankzij die eerder genoemde storm waren er ook geen Roderiks met dispuut sloep op het water te vinden. Perfecte voorwaarden om te gaan roeien. De vertraagde zonsondergang zorgde voor een prachtige wolkenlucht, langs het water scheerden boerenzwaluwen. Ik voer langs een slapende fuut op het water, in de bomen vlogen de kraaien naar hun onderkomen voor de nacht. Op de velden kraaiden fazanten. En deze jongen roeide op zijn gemakje, met een naar binnen gekeerde, vredige glimlach op zijn gezicht, over het water. 

Dit warme, vredige gevoel omschreef de Amerikaanse bioloog Edward Osborne Wilson als ‘biofilie’ in 1984 in Biophilia. Bio, Oudgrieks voor ‘leven’ en filie voor ‘houden van’. Een aangeboren, onbewuste neiging om verbinding te zoeken naar de natuur en alle vormen van leven. Nu zou je kunnen stellen dat ‘wij’, die drukke stadsmensen, geen tijd meer hebben om rond te kijken en die natuur in de breedste zin des woords te ervaren. Maar het zit in onze genen. Je kan het niet meer ontkennen. En we worden er ons steeds bewuster van.

Doe daarom de eenvoudige biofilietest om te checken of er ook een biofiel in jou huist.

Als jij op een warme zomeravond je plantjes water geeft, of een rondje door het park loopt na een fikse bui terwijl de zon daarna weer goed begint te schijnen: wat ruik je dan?

Is je antwoord: ‘niets’, lees dan vooral verder hoe je een biofiel wordt. Is je antwoord: ‘ja dat ruik ik ook’, dan beticht ik je direct. Biofiel! Biofiel! 

Je ruikt petrichor, en dat is het beste te omschrijven als een aardse geur en grote kans dat je die petrichor niet goor vindt, maar best lekker. Een oergeur. De term is ooit bedacht door twee Australische onderzoekers in 1964 die het fenomeen omschreven. Het woord komt uit het Oudgrieks: petra betekent 'steen' en ichor betekent in de Griekse mythologie het bloed van de goden. Snap je direct waar die Australiërs het naar vonden ruiken. Nu kan het best zijn dat je dit nog nooit waargenomen hebt, of omdat je er nog nooit bij stil hebt gestaan. En dat is helemaal prima, maar de volgende keer dat die geur je neus binnenkomt ben je er vanaf nu bewust van. 

De biofiel, vroeger te herkennen door afritsbare broek, jasje met moeilijk veel zakken, lompe wandelschoenen, ANWB-sokken en verrekijkertje om de hals, wordt steeds vaker waargenomen. De biofiel loopt nu met gekleurde Nikes, toffe rugzak en een thermootje cappuccino havermelk door de natuur. Mocht je mij daar in herkennen: prima. Ik doe hier geen uitspraken over.

In het afgelopen corona-jaar namen de bezoekersaantallen van natuurgebieden met 30% toe. Deden er in 2019 nog 77.000 mensen mee met de Nationale Tuinvogeltelling, zijn dat er 2 jaar later 198.000. Vogels spotten mag je trouwens volgens de populaire Vogelspotcast (met Arjan Dwarshuis als een soort Sander van de Pavert met een ingebouwde vogel-encyclopedie) niet meer zo noemen. Het is gewoon vogels kijken. Wat ik bedoel te zeggen: de afstand naar het ervaren van de natuur wordt steeds kleiner.

In diezelfde Vogelspotcast vraagt de wereldrecordhouder vogels spotten kijken in de eerste aflevering aan presentator Gisbert van Baalen wat hij precies hoort in het park om de hoek. Een kakofonie aan geluiden is zijn antwoord. Maar hoe meer je je openstelt, beter gaat luisteren, kijken en gaat voelen ontdek je in het geval van die vogeltjes steeds meer soorten. De ervaring van de alledaagse natuur om je heen wordt steeds sterker.

In Geography of Bliss gaat schrijver Eric Weiner op zoek naar meetbaar geluk in verschillende landen die hoog op de lijst van gelukkigste landen ter wereld staan. Eén van die landen is Zwitserland. Doe heel even je ogen dicht en zie de groene heuvels van The Sound Of Music voor je. Dat plaatje ja. Alle lagen uit de bevolking zoeken daar de natuur op. De nabijheid van natuur beïnvloedt meetbaar op een positieve manier onze psyche. Het maakt ons daadwerkelijk gelukkiger.

Gary Ferguson omschrijft het in ‘De acht grote lessen van de natuur’ als thuiskomen. Het intense gevoel ergens bij te horen dat voortkomt uit het terugvinden van natuurlijke verbondenheid met het wonder van de aarde. Voor mij is het vooral onderdeel van ‘capture the now’. Bewustzijn van die heerlijke zonnegloed op je toet, de opkomende wind van een komende regenbui aan te voelen, de vrolijke noten van een merel in de ochtend te horen, of een hommel te zien rondzoemen langs de bloemen op mijn postzegelbalkontuin. Als je dat ervaart, dan ben je weer een stukje dichter bij het leven in het nu. En word je nog gelukkig ook.

Een bloemenverkoper in Sri Lanka

BLOG 03 - Meer of minder ruis

Spreker: Willen we meer of minder ruis? 

Publiek in koor: Dat ligt even aan de definitie van ’ruis’!

Spreker: Nou, alles wat afleidt van de essentie.

Publiek in koor: Dat is toch best persoonlijk?

Spreker: Ja, dat is ook wel weer zo. Maar goed, wilt ieder daar nou meer of minder van?

Publiek in koor: MINDER, MINDER!

Voor mij is ruis de afleiding die komt door de troep, wanorde, chaos, overdaad en drukte aan prikkels. Haal de ruis weg en ik ontvang de juiste prikkels als signalen in rust, stilte, controle en voorspelbaarheid (iets mag onvoorspelbaar zijn an sich, maar als ik het heb onderzocht snap ik de onvoorspelbaarheid en is deze daardoor voorspelbaar). Signalen wil ik zelf uitkiezen en helder binnen krijgen. De essentie binnen laten komen als iets puurs. En daar van kunnen genieten.

Het is interessant om de definitie van ruis eerst wat technischer te benaderen en vervolgens de gelijkenissen te vinden in wat ik in de wereld om mij heen als ruis beschouw. Dus bear with me, het wordt alleen maar leuker.

Natuurkundig gezien is ruis een willekeurige variatie in een signaal. Een signaal is dan weer de beschrijving van de ontwikkeling van een parameter in de loop van de tijd of de ruimte. Zijn we er nog? Bij natuurkunde had je zo’n oscilloscoop met van die geinige golfjes, dit is waar we het over hebben. Zo’n signaal ziet er mooi uit, heeft een constante vorm en golft op en neer. Ruis gaat daar dus willekeurig (ongecontroleerd) doorheen. Denk even aan de witte ruis die je hoort tussen de radiostations door of je klassieke beeldbuis die zoekt naar zenders. Hoe dichter je bij het signaal van de zender komt, hoe scherper het signaal en dus je geluid en/of beeld. Waar komt die ruis dan vandaan? Ruis kan ontstaan bij de bron, alias de verzender. En ruis kan ook komen tijdens het meten en registreren van het signaal, denk bijvoorbeeld bij jezelf aan je oren of ogen, of uiteindelijk je brein.

Dikke pech dus als er ruis op de lijn zit. Die signalen, dat is de wereld om je heen. En die wereld die blijft op allerlei golflengtes (auditief, visueel, psychologisch) maar zenden. En als je dat allemaal maar moet verwerken, dan overweldigt het je en krijg je koppijn. Het is dus fijn dat wij, de mensch, al een hoop filters hebben om die ruis te filteren. En dan kunnen we met ons fantastische brein er ook nog eens context van maken. De ruis die overblijft wil je elimineren bij de bron en kunnen filteren als ontvanger.

Als registrerende zou ik de inkomende prikkels ook beter kunnen proberen te lezen, te begrijpen en te structureren. Dat is een constant leerproces. Als je bijvoorbeeld op reis gaat naar een voor jou onbekend en gek land, overweldigen alle prikkels van het verkeer, de geur, het lawaai, de taal, etc. Voor je het weet word je bijna aangereden door een TukTuk, of in het geval van een Amerikaan in Amsterdam: een fietser. Maar na een paar weken rondreizen vallen je die prikkels bijna niet meer op. Je filtert het netjes weg en die scooter van links valt je nu wel op en je wacht even totdat de beste man (met vijf kinderen achterop) je pad heeft gekruist.

Wat mij sneller helpt in het verminderen van ruis is om signalen te minimaliseren bij de bron. Ik kan er voor kiezen om plekken met ruis minder op te zoeken en ik kan de ruis waar ik zelf controle op heb verminderen: minimalisme.

Sinds twee jaar ben ik bezig met minimalisme. Er kwam een kind aan, er was ruimte nodig, daar was weinig van, dus was het tijd om te ontspullen. Niet alleen zorgen dat je minder spullen hebt, maar er ook voor zorgen dat er niks meer binnen komt. Ruimte die moet je niet vullen, maar die moet je zien. Dat zorgt voor minder ruis.

Er zijn een heleboel boeken over minimalisme te vinden en daar heb ik er maar drie van gelezen. Je bent minimalist of niet. Het boekje ‘Weg ermee’ van Dennis Storm vond ik de leukste en de meest pragmatische. Hij maakt de vergelijking met op reis gaan en een fijne hotelkamer binnenstappen met één koffer in je hand. Er heerst rust in de minimaal ingerichte kamer en toch kan je er lachend een maand wonen. Minimalisme is een manier van leven, die je door kan trekken op allerlei gebieden. Denk aan je telefoon met 800 apps die je nooit gebruikt en waar je prima je browser voor kan gebruiken. Waarom een drukke kledingkast vol stapels kleding als je uiteindelijk toch altijd voor dezelfde 5 sets kiest?

De contradictie is dat ik ook weer wel van ruis houd. Ik woon in het centrum van Amsterdam, waarvoor ik zelf heb gekozen. Als ik aan Bangkok of New York denk dan gaat mijn hart sneller kloppen. Alles om je heen is een verrassing, het blijven daardoor nieuwe prikkels. Ik vind het fantastisch om er in mee te gaan en er in mee gezogen te worden. En vooral om die chaos te leren te lezen en te begrijpen. Ruis vind ik prima om op te zoeken, maar einde dag wil ik weer in zo’n fijne, overzichtelijke, stille hotelkamer zijn. Of thuis.

Dus. Willen we meer of minder ruis?

Strike a pose. New York, VS.

Strike a pose. New York, VS.

BLOG 02 - Mister Miyagi en het Micro Flow Ritueel

Aangezien ik het altijd moeilijk vind om moeilijke boeken te lezen, die ik toch moeilijk interessant vind, wilde ik het graag over Flow hebben. Je weet wel, dat boek van die auteur met die meesterlijk moeilijke achternaam (Mihaly Csikszentmihalyi, spreek uit: ‘ˈt͡ʃiːksɛntmihaːji’. Gezondheid.). Maar omdat ik door die moeilijkheidsgraad er maar langzaam doorheen kom, wil ik me eerst maar eens op iets kleiners richten. Iets wat mij ook in flow brengt, maar dan op micro niveau: ritueeltjes. In dit schrijfwerk vanaf nu Micro Flow Rituelen genoemd.

Mihaly Csikszentmihalyi (Mi voor vrienden) heeft zijn boek ‘Flow’ de subtitel ‘de psychologie van de optimale ervaring’ gegeven. Dat deed hij in het Hongaars en een vertaler maakte er dan weer deze tekst van. Mi is hoogleraar psychologie en doet al tientallen jaren onderzoek naar ‘flow’. Stel je dus even voor dat de beste man een csésze kávé (kopje koffie) heeft gezet, naar zijn schrijfkamer loopt, zijn laptop aanslingert en begint te schrijven. Hij weet van alles over dit thema en barst los met typen. Alle onderzoeken komen naar boven, hij herleeft prachtige momenten, hij zit helemaal in zijn element en schrijft zich wezenloos. Dan wil Mihaly een slokje koffie nemen en blijkt deze ijskoud te zijn. Hij kijkt naar zijn horloge en blijkbaar zit hij al ruim een uur te tikken. Even mee in mijn fantasie, maar dit is wèl de appel die Isaac Newton ziet vallen. Mihaly Csikszmenogwat ervaart flow. De ervaring waarin alles om je heen, ruimte en tijd vergeten wordt. Sporters ervaren het, musici ervaren het en zelfs jij en ik ervaren het.

Ik ben dus nog niet zo ver in het boek over hoe je nu als een goeroe op een golf van flow door het leven kan surfen en misschien moet je daar ook niet naar streven. Wat ik wel weet is dat ik die momenten als iets heel fijns ervaar. Dus wat nou als je dat soort momenten kan creëeren? Wat heb je daarvoor nodig? Uit mijn eigen ervaring zou ik zeggen: aandacht, tijd en meesterschap.

De oude Grieken maakten een verschil in de benoeming en ervaring van tijd. Chronos staat voor de lineaire, meetbare tijd. Kairos staat voor de innerlijke tijdsbeleving. Qua Chronos hoef je hier niet zoveel tijd voor te nemen, vijf of tien minuten is al genoeg. Qua Kairos moet je wel open staan voor het moment (haakje Capture the Now). Er is aandacht, rust en concentratie voor nodig.

Paulien Cornelisse ging voor haar serie Tokidoki (linkje vanaf 17:40) naar Japan en onderzocht het thema ‘harmonie’. Op bezoek bij een 96-jarige theemeester mocht ze aanschuiven bij een theeceremonie. Een ritueel dat enkele uren kan duren en tot in perfectie uitgevoerd wordt door een Mister Miyagi. En dan moet er nog thee gedronken worden. Ik vind rituelen met de hele cultuur en historie eromheen wel iets hebben. Het heeft iets mystieks. Nu staat de 10.000-uren regel eerder voor 10.000 dagen in Japan en denk ik het als nerveuze westerse Millenial na 10.000 seconden wel al te kunnen. Maar vergeet niet dat de reis naar dat meesterschap ook voldoening brengt. Of zoals Mr. Miyagi altijd zei: “it’s not the kopje thee that counts, it’s the weg er naar toe”.

Twee keer per dag gun ik mezelf een bakkie pleur en daar maak ik mijn micro flow ritueel van. Het is al honderden keren fout gegaan, maar ik word er steeds beter in. Ik heb namelijk zo’n moeilijk espresso apparaat, een bonenmaler en het liefst koop ik koffiebonen die door uitverkoren Peruanen geplukt worden als de zon op dinsdag hoger dan de maan heeft gestaan op de HukiChuki berg waar drie eeuwenoude koffiebomen met gezegend Incawater worden besproeid. Alles moet perfect zijn tijdens het zetten en dan klopt alles: de geur, het geluid, de muizenstaartjes (de perfecte dikte van de straal koffie). En dan even zitten, de koffie af laten koelen tot de juiste temperatuur en dan proeven welke smaakprofielen er in zitten. Althans ik geloof dat ik dat kan proeven, prima als dit een placebo is. Zo heb ik nog een micro flow ritueel: een plaatje opzetten. De perfecte muziek voor het juiste moment uit de platencollectie kiezen. De naald voorzichtig op de plaat leggen en dan luisteren. Tijd, ruimte en omgeving vallen weg. Ik zit in mijn element. Ik capture heel even the now.

En daarna weer hup aan het werk gij!

Monnik op weg naar klooster. Inle Lake, Myanmar

Monnik op weg naar klooster. Inle Lake, Myanmar

BLOG 01 - Leg vast het Nu

Capture the now. Leg vast het nu. Je ziet: in het Nederlands werkt dit niet en in het Engels wel. Maar het heeft nog een reden waarom ik voor de Engelse vorm heb gekozen en dat volgt vanzelf wel in dit eerste blogje. Capture the Now (met hoofdletters lijkt het een stuk serieuzer) is hoe ik fotografeer, hoe ik naar het leven kijk en waar ik naar streef. Hoe lastig dat soms ook is.

Het begint allemaal niet bij het begin, maar op het moment (haha, the now!) dat ik mijn foto’s wilde verzamelen op een website en daar heb je nou eenmaal een naam voor nodig. Iets daarvoor (waar het nog net niet begon) was ik voor het eerst een soloreis aan het maken en wel door Zuid Amerika. Dat soloreizen kan ik je uiterst aanbevelen en dat zal ik later in een ander blogpost nog eens nader uitleggen en wat dat dan weer met Capture the Now te maken heeft.

Tijdens die reis kwam ik in Popayán, Colombia, een mede reiziger tegen die ik mijn verlichte gids maar even noem. De manier hoe hij kon luisteren, vertellen en wandelen leek alsof hij 10 centimeter van de grond zweefde en mij mee trok naar de verlichting. Het ging over ‘micro societies’, de angst van het pellen van lagen op zoek naar je kern en ‘het nu’. Zijn betoog omvatte alles waar het wèl mee begon: de reden waarom ik besloot om überhaupt deze reis te gaan maken. De fysieke reis was er één in metafysische zin (ik hoop dat ik die term goed gebruik). Dit was een ontdekkingsreis naar mijzelf. Naar ‘wie ben ik?’

Nu had mijn verlichte gids het dus de hele tijd over The Now en dat er een prachtig boek over geschreven was, die hij beschouwde als zíjn verlichte gids. Maar deze Flippo (dan heb ik het over mezelf) had geen aantekeningen gemaakt en moest later, terug in Nederland, vervolgens met de zoektermen ‘the’ en ‘now’ er maar achter komen waar hij het over had. Na een hoop speuren, vind ik leuk, kwam ik bij The Power of Now uit van Eckhart Tolle. In het kort gaat het over naar je zorgen en angsten uit het verleden te kijken vanuit een hoger objectief perspectief. Inzien dat die belevingen worden gekoppeld naar de vrees voor de toekomst. En dat hoe meer je in het nu kan leven, hoe rustgevender dat voor jezelf zal zijn. Het denken loslaten en het zijn toelaten. Althans, dat haalde ik er uit. Ga het boek vooral zelf lezen.

Tijdens die reis wilde ik me, naast mezelf ontdekken, verdiepen in fotografie. Ik zat toch de komende periode met mezelf opgescheept, dus had ik alle tijd om stil te staan. Ik wandelde en ging op zoek naar mise-en-scènes die me trokken. Een grafisch decor met het juiste licht, dit kadreren, de ruis er om heen afhouden en wachten tot er bijzondere mensen binnen zouden lopen. Ik observeerde, stond stil en legde het nu vast. Mijn nu. Capture the Now was geboren. Althans later dan. Dit was slechts iets later dan het begin.

In de loop der tijd is dat Capture the Now steeds meer voor me gaan betekenen. In bredere zin dan fotografie. Het gaat om ‘zijn’, om geluk, om observatie, denken, kijken, luisteren, het is een manier van leven. Muziek helpt, filosoferen helpt, lezen helpt, lachen helpt en met je gezicht in de zon liggend op de bank wolkjes tellen helpt. Capture the Now is dat ‘nu’ vastgrijpen en daarvan genieten. In deze blog ga ik verder in op dit continue onderzoek. Ik neem je graag mee naar het nu. Houd dat vast.

Rondje fotograferen in Popayan, Colombia

Rondje fotograferen in Popayan, Colombia